Flora en Fauna

In de middeleeuwen en de periode daarna waren kruiden- en plantenboeken – boeken over de medische werking van kruiden en planten – populair. In de loop der tijd nam de kennis over de werking van planten en kruiden toe. De ontwikkeling van wetenschap en techniek zorgde ervoor dat het steeds beter mogelijk werd om allerlei objecten in detail te bestuderen en in kaart te brengen. Door de opkomst van de natuurhistorische wetenschap in de 18e eeuw ontstond er een enorme belangstelling voor alles wat met de natuur te maken heeft: van torren, vlinders en vogels tot slangen, beren en kikkers, maar ook planten, mineralen en allerlei ‘rariteiten’ in exotische landen. Dat had ook als gevolg dat verzamelaars allerlei natuurhistorische collecties aanlegden, die de basis vormden voor wetenschappelijk onderzoek.

Uitgelichte boeken

Herbarius

een Middeleeuws kruidenboek

Het Torrenboek

van Johannes Eusebius Voet

Rariteiten

uit de zee en van het strand

Herbarius


Planten en kruiden waren in de middeleeuwen in de eerste plaats nuttig: om eten op smaak te brengen en vooral als geneesmiddel. De geneeskrachtige werking was vaak gebaseerd op ervaringskennis die in tal van toenmalige boeken, maar ook al in boeken uit de klassieke oudheid te vinden was. Het Herbarius is het eerste gedrukte kruidenboek in het Nederlands. Het dateert uit 1484 en verscheen in Utrecht bij Johan Veldener. Hij was als drukker al in 1472 actief in Leuven, maar in 1477 vertrok hij naar het Noorden. Het boek bevat zo’n 150 houtsneden: eenvoudige afbeeldingen van al die kruiden, maar heel herkenbaar. Bij veel van de kruiden heeft een gebruiker uit de zestiende eeuw notities gemaakt die nog wachten op onderzoek. Van allerlei kruiden en planten wordt tegenwoordig weer ontdekt dat ze ook nu nog goed bruikbaar zijn als geneesmiddel. Het boek is dus minder achterhaald dan je wellicht op het eerste gezicht zou denken.

Het Torrenboek


Johannes Eusebius Voet is vooral bekend door zijn stichtelijke gedichten en Psalmberijming. Maar hij was ook geïnteresseerd in insecten. In 1769 was hij begonnen met een boek in het Nederlands, Frans en Latijn over alle kevers die hij kende uit de collecties van natuurhistorische verzamelaars. Voordat zijn manuscript in druk kon verschijnen, overleed Voet. Achttien jaar na zijn dood, in 1806, werd zijn boek alsnog uitgegeven. Het zogenaamde Torrenboek, een ‘Systematische naamlijst van dat geslacht van insecten, dat men torren noemt’, verscheen in twee delen. Beide delen bevatten in totaal 105 kopergravures, waarop maar liefst meer dan 700 soorten torren te zien zijn. Voor die tijd was dat al een bewonderenswaardige hoeveelheid. Inmiddels is bekend dat er alleen al in Europa zo’n 20.000 soorten voorkomen: kevers vormen met hun aanzienlijke soortenrijkdom de grootste orde binnen de insecten.

D’Amboinsche rariteitkamer 


De natuurlijke historie was in de 17e en 18e eeuw ongekend populair. Wetenschappers bestudeerden de natuur in al haar facetten: mensen, dieren, planten, mineralen. Verzamelaars legden grote natuurhistorische collecties aan, die op hun beurt belangrijk werden voor wetenschappelijk onderzoek. De Duitser Georg Everhard Rumpf verbleef in zijn tienerjaren in de Noordelijke Nederlanden. In 1652 trad hij als adelborst in dienst van de VOC en vertrok hij naar Ambon. Daar begon hij aan de beschrijving van de Ambonese natuur. Tijdens zijn verblijf op Ambon verzamelde hij allerlei ‘rariteiten’ (ander woord voor ‘zeldzaamheden’) die hij vond in zee of op het strand. Hij bracht zijn vondsten bijeen in
D’Amboinsche rariteitkamer – ‘beschryvinge van allerhande zoo weeke als harde schaalvisschen, te weeten raare krabben, kreeften, en diergelyke zeedieren, als mede allerhande hoorntjes en schulpen, die men in d’Amboinsche zee vindt’ – die in 1705 in Amsterdam van de pers kwam.