Cartografie, geografie en reizen

Reizen vanuit je luie stoel: reisverhalen brengen je naar verre werelden zonder dat je zelf op pad hoeft, en atlassen brengen andere werelden dichtbij. De grote aantrekkingskracht van kaarten, reisverhalen en beschrijvingen van andere landen en werelden zien we weerspiegeld in talrijke boeken van vroeger en nu. In de Nijmeegse collecties zijn ze volop aanwezig. Het fameuze Reisjournaal van Bontekoe en de Overwintering op Nova Zembla zijn een paar van de bekendste, net als de indrukkende wereldatlas die Joan Blaeu in de zeventiende eeuw produceerde. De soms rijk geïllustreerde boeken over verre landen en streken – Brazilië, Japan. Oost-Indië, China, Rusland – spreken tot de verbeelding, maar ook reizen in Europa, atlassen van de eigen omgeving en boeken over de mooiste steden in Nederland bezorgen je een boeiende reis terwijl je gewoon thuis kunt blijven.

Uitgelichte boeken

Historie naturael en morael van de Westersche Indien

 

Geïnspireerd en gedreven door het katholieke geloof reizen missionarissen al eeuwenlang als culturele intermediairs de aardbol rond. Grote delen hiervan brachten zij ook letterlijk in kaart. De Historie naturael beschrijft de ‘Nieuwe Werelt’, en dan vooral Zuid Amerika. Het is geschreven door de jezuïet José de Acosta (1539-1600), uit Salamanca. Zijn werk, geschreven in het Spaans, is al snel vertaald in het Nederlands door de Enkhuizenaar Jan Huygen van Linschoten (1563-1611). In 1569 kreeg pater José de Acosta van zijn superieuren de opdracht om naar Peru te gaan. Hij overleefde de risicovolle tocht en verbleef er vijftien jaar. In zijn boek over West-Indië voert hij de lezer mee naar de flora en de fauna van dit gebied en naar de conventies en de gebruiken van ‘de ander’. Gezien zijn katholieke achtergrond hoeft het niet te verbazen dat vormen van ‘Afgoderije’ daarbij prominent de aandacht krijgen. Zijn beschrijving van mensenoffers – ‘grouwelijcke Sacrificien der Menschen’ – intrigeert nog steeds.

WesterscheIndien

Beschryvinge van het machtige keyserryk China

In 1687 stuurt Lodewijk XIV vijf Franse Jezuïeten op missie naar China. Vele Jezuïeten waren hun al voorgegaan en velen zouden nog volgen. Louis Le Comte (1655-1728) zorgde voor de verslaglegging van de reis. In Beschryvinge van het machtige keyserryk China verhaalt hij in acht brieven uitgebreid over het land: landschappen, gebouwen, flora en fauna, en zeker ook de taal en gebruiken van de Chinezen krijgen volop aandacht. Het tweede deel van zijn werk, in zes brieven, gaat grotendeels over de lokale godsdienst en de bekering van de bevolking tot het christendom. De Nederlandse versie bevat nog een extra brief van de Vlaamse Jezuïet Ferdinand Verbiest (1623-1688), over een reis die de ‘Keyser van China in ’t jaar 1683 in het West Tartarien gedaan heeft’. Opmerkelijk is Le Comtes sensitiviteit voor culturele verschillen; in zijn voorrede wijst hij erop dat woorden en vergelijkingen uit de eigen taal eigenlijk niet geschikt zijn om een andere cultuur te beschrijven.

Bijzonderheden over Japan

 

Huwelijksgeschenken, rituele zelfdoding en poëzie; Nederlandse chirurg en diplomaat Isaac Titsingh neemt ons in Bijzonderheden over Japan mee naar het land dat nog vaak onze verbazing wekt. Tijdens zijn verblijf in Japan als VOC-bestuurder raakte hij verknocht aan het land en haar bijzondere gebruiken. Met overgave dompelde hij zich onder in de Japanse cultuur. Titsingh had respect voor de Japanse gebruiken. Daarom werd hij gerespecteerd door de bevolking en verwierf hij allerhande privileges. Zo kreeg hij dezelfde status als een daimyo, een Japanse krijgsheer.
Toen Titsingh in Japan verbleef waren de grenzen vrijwel gesloten. Niemand kwam er zonder toestemming in of uit, op straffe van de dood, vooral uit angst voor christelijke tradities. Japan bleek echter niet volledig geïsoleerd. Op het kunstmatige eiland Dejima in de baai van Nagasaki konden de Nederlanders zich vestigen om de handel voort te zetten. Van 1778 tot 1784 was Isaac Titsingh hier opperbevelhebber van de VOC.

Waerachtige beschryvinghe van drie seylagien

 

Nadat de Portugezen en Spanjaarden zich in de zestiende eeuw in Azië hadden gevestigd om handel te drijven, konden de Nederlanders niet achterblijven. Volgens geleerden was er een kortere route om China via het noorden te bereiken. Vanaf 1594 gingen verkenningsexpedities op weg. De eerste vloot keerde vrij snel terug: de passage lijkt inderdaad te bestaan. De tweede stuitte op een dichtgevroren Karazee en keerde noodgedwongen terug. Driemaal scheepsrecht? In 1596 vertrokken twee schepen om een doorgang te zoeken ten noorden van Nova Zembla. Ook nu versperde ijs de weg en één schip keerde terug. In november 1597, toen de bemanning van het tweede schip terugkeerde, werd duidelijk dat doorvaart naar China onmogelijk is.

Het verhaal van deze barre expedities spreekt nog altijd tot de verbeelding, vooral dat van de overwintering op Nova Zembla in het Behouden Huys. Gerrit de Veer, lid van de bemanning, schreef het op en maakte gebruik van de aantekeningen van schipper Jacob van Heemskerck en stuurman Willem Barentsz. Hun relaas is geïllustreerd met vele prachtige afbeeldingen en kaarten. Het exemplaar in de UB bevat ook nog eens vele aantekeningen en berekeningen uit de zeventiende eeuw.

Het gezantschap der Neêrlandtsche Oost-Indische Compagnie 

 

Joan Nieuhof, geboren in het graafschap Bentheim, bracht het grootste deel van zijn leven buiten Europa door. Zijn reis door China, van 1655 tot 1657, was mogelijk omdat, Shunzhi, de nieuwe keizer, het land opende voor buitenlandse reizigers. De VOC zond Nieuhof als gezant naar het hof en droeg hem op onderweg te beschrijven wat hij tegenkwam. De missie faalde als handelsmissie, maar leverde een schat aan informatie op over dorpen en steden, over zeden en gewoonten. Nieuhof deed er uitvoerig verslag van en maakte talrijke schetsen en tekeningen. Toen hij in 1657 terugkeerde naar Amsterdam liet hij zijn papieren achter bij zijn broer. Samen met de uitgever en graveur Jacob van Meurs maakte die er een boek van dat in 1665 verscheen. Vooral de 150 gravures maakten grote indruk: China raakte in de mode. Midden 18 de eeuw toen de chinoiserie een hoogtepunt bereikte, was het werk van Nieuhof nog vaak bron van inspiratie.

Joan Nieuhofs Gedenkweerdige Brasiliaense zee- en lantreize 

 

Joan Nieuhof was een fervent reiziger en al jong trokken onbekende en verre werelden hem aan. Hij was geboren in 1618 in het graafschap Bentheim en maakte in 1640 zijn eerste grote reis naar Brazilië, op een expeditie van de West-Indische Compagnie. Tijdens deze negenjarige reis verkende hij tal van regio’s, beschreef hij flora en fauna, verhaalde hij over de mensen die hij er trof. Hij deed verslag in zijn Gedenkweerdige Brasiliaense zee- en lantreize. De reizen in de laatste jaren van zijn leven brachten hem naar Oost-Indië: hij woonde vanaf 1667 in Batavia en verkende de kolonie. Zijn uitvoerige aantekeningen nam hij mee naar Amsterdam toen hij er in 1671 kort terugkeerde. Kort daarna vertrok hij opnieuw naar Batavia. Aangekomen bij Madagaskar ging Joan aan land om er water in te slaan. Hij keerde niet terug bij het schip en drie dagen later besloot de schipper verder te reizen. Het verslag van zijn verkenningen vanuit Batavia werd in 1682 postuum uitgegeven door zijn broer Hendrik: Joan Nieuhofs gedenkwaerdige zee en lantreize door de voornaemste landschappen van West en Oostindien. 

Reisbeschrijving naar Rome en terug 1770-1773  

 

Op maandag 9 april 1770, de dag na Palmzondag, ging Bartholomeus Beerenbroek op pad voor de grootste reis die hij zou maken. Hij was 25 jaar oud en jaren daarvoor ingetreden bij de Orde van de Norbertijnen, een eeuwenoude kloosterorde. Hij ging naar Rome om daar drie jaar te studeren. Beerenbroek schreef een uitvoerig verslag over zijn reis. Hij verhaalt hoe hij reisde met postkoets en boot, hoe het bier was in de Duitse steden die hij aandeed, hoe groot en rijkversierd de kerken, en hoe indrukwekkend de monumenten die hij zag. Op 15 juni kwam hij aan in Rome, om 6 uur ’s avonds. In grote letters schrijft hij in zijn reisverslag: ‘Aen God alleen de eer en glorie In alle eeuwen der eeuwen Amen’. Tijdens zijn reis, en vooral ook tijdens kleinere reizen die hij maakte tijdens de drie jaar in Rome (hij bezocht ook Napels) beschreef hij niet alleen wat hij zag, hij maakte ook tekeningen van de plaatsen die hij aandeed. Het moeten er meer dan 70 zijn geweest waarvan er nu nog 39 over zijn. Beerenbroek laat ons meekijken met alles waarover hij zich verwonderde: de monumenten van dat verre Italië.

Het verheerlykt Nederland of Kabinet van hedendaagsche gezigten


De Amsterdamse uitgever Isaak Tirion bracht dit boek met honderd prenten in 1745 op de markt. Hij deed dat ter aanvulling op delen uit zijn verzamelwerk over stad en platteland in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Die delen bevatten elk een handvol gravures, maar kennelijk was er vraag naar meer ’gezigten’ van beeldbepalende elementen in de publieke sfeer. De illustraties zijn gemaakt door de bekende topografische tekenaar Jan de Beijer. Hij werd in 1703 geboren in Aarau (Zwitserland), waar zijn vader als officier huurlingen wierf voor het Nederlandse leger en overleed in 1780. Hij woonde in Amsterdam, Emmerik en Vierlingsbeek en reisde rond om stads- en dorpsgezichten in de omgeving  te tekenen. Dit exemplaar bevat een eigendomskenmerk van het begin negentiende eeuw opgerichte kleinseminarie Culemborg. Hoeveel kandidaat-priesters zullen zich hebben vergaapt aan de prenten van bijvoorbeeld de Hampoort te Grave of het Stadhuis en de Markt van Bergen op Zoom?

Nieuwe geographische Nederlandsche reise- en zak-atlas


Reisgidsen zijn voorzien van kaarten, informatie over bezienswaardigheden en over de beste hotels en restaurants. Ook dit gidsje uit 1773 bevat al die elementen. Het is een vroeg voorbeeld van zo’n gids en klein genoeg om in je zak te steken. Dit reisboekje beschrijft vijf ‘reistogten’ door de toenmalige Verenigde Nederlanden. De derde tocht voert van Nijmegen naar Amsterdam en doet heel wat plaatsen aan in Gelderland en op de Utrechtse heuvelrug en er staat menig detail in over een ver verleden. Over Nijmegen valt er bijvoorbeeld te lezen: ‘Zy is eene aanzienlyje en zeer sterke Stad, leggende op verscheide Hoogtens’. Maar ook leren we waar je kon verblijven: ‘De voornaamste Logementen te Nymegen zijn: De Ridder St. Joris. De Goude Roos. De Zwaan. De Klok. De Zalm.’ Al moeten we tegenwoordig op zoek naar andere horecagelegenheden, je kunt ook in onze tijd de tochten uit deze gids ondernemen en zo letterlijk in de voetsporen treden van onze voorouders.